Van visie naar uitvoering
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op:
- Samenwerken met de omgevingsvisie
- Van visie naar uitvoering
- Kostenverhaal en financiële bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen
In de omgevingsvisie laten we zien wat de gemeente tot Altena heeft gemaakt en waar we naar toe willen in de toekomst. De combinatie van ‘thema’s’, ‘waarden’ en ‘ambities’ bepaalt de mogelijkheden voor nieuwe initiatieven in onze verschillende gebieden. Duurzame ontwikkeling is de rode draad in de omgevingsvisie. Vanuit de wetenschap dat we de aarde slechts tijdelijk in gebruik hebben, legt dit een grote verantwoordelijkheid bij ons allemaal. We willen dat Altena over 20 jaar nog steeds een florerende samenleving is. Dat betekent: gezonde inwoners, een gezonde economie en een gezonde leefomgeving. Dat bereiken we door zorgvuldig om te gaan met energie, grondstoffen, natuur en elkaar. We gaan zorgvuldig om met de draagkracht van onze aarde. Dit doen we voor huidige inwoners van Altena en ook voor de toekomstige generaties.
De omgevingsvisie heeft van 3 juni 2022 tot en met 22 juli 2022 ter inzage gelegen. Iedereen kon in deze periode een zienswijze indienen.
De status van deze website is vastgesteld (12 december 2023).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op:
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op:
Samenwerken met de omgevingsvisie
Deze omgevingsvisie is niet een eindproduct, maar juist de start. De omgevingsvisie en het bijhorende Omgevingseffectrapport zijn de eerste onderdelen van het integrale afwegingskader voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. We wegen de ontwikkelingen af tegen onze ambities en richten ons op de bijdrage aan kwaliteit. Zo kunnen gemeente, inwoners, bedrijven en organisaties samenwerken aan een integrale ontwikkeling van Altena.
Een omgevingsvisie is zelfbindend, dus bindt alleen de gemeente en bevat geen regels voor burgers, bedrijven of andere overheden.
De omgevingsvisie vraagt nog wel om een verdere vertaling van de ambities naar de verschillende dorpen, gebieden en thema’s. We vullen de cyclus verder in met de actualisaties van de omgevingsvisie, de programma’s en het omgevingsplan. De Omgevingswet gaat ervan uit dat in 2032 voor het hele grondgebied van de gemeente een omgevingsplan is vastgesteld.
De Omgevingswet beoogt dat met de omgevingsvisie er één beleidsdocument bestaat waarin het beleid voor de fysieke leefomgeving op hoofdlijnen en in samenhang is opgenomen.
In de omgevingsvisie is dit als uitgangspunt genomen. Tegelijkertijd constateren we dat actuele opgaven telkens om nieuw beleid vragen. Tevens is er sprake van recent vastgesteld (sectoraal) beleid met daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma’s, die nog niet in samenhang met andere beleidsvelden zijn opgesteld. Kortom, er is een continue stroom van beleidsontwikkeling op allerlei beleidsvelden. Iets dat met de Omgevingswet ook niet zal veranderen. Vandaar dat het gehele stelsel van de Omgevingswet is gebaseerd op de zogenaamde beleidscyclus. Het bovenstaande vraagt wel om een nieuwe benadering van beleid en uitvoering, om ook in de toekomst de beleidscyclus op een goede wijze te kunnen hanteren.
Van visie naar uitvoering
De beleidscyclus waarop het stelsel van de Omgevingswet is geënt, ziet er onder meer op toe dat de samenhangende benadering wordt geborgd, van beleid tot uitvoering. In deze omgevingsvisie hebben we ons strategisch beleid op hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving uiteengezet. De wijze waarop we hier uitvoering aan gaan geven (de ‘hoe'- vraag) wordt opgenomen in programma’s Omgevingswet (POW)).
In de praktijk is “de winkel tijdens de verbouwing” echter gewoon opengebleven. Dit betekent dat er nieuw (gebiedsgericht) beleid in ontwikkeling is, maar dat er ook al langer bestaand beleid van kracht is. Het bestaande beleid kent vaak een beleids- en uitvoeringscomponent en kan niet altijd 1- op-1 worden opgenomen in de omgevingsvisie. Het simpelweg intrekken van het bestaande beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving zou betekenen dat er allerlei hiaten en leemtes gaan ontstaan. Dat willen we uiteraard voorkomen. Daarom gaan we bouwen aan een nieuw 'beleidshuis'. Hiermee wordt inzichtelijk op welke wijze we het bestaande beleid en de lopende trajecten gaan organiseren. We brengen hiermee beleid en uitvoering op diverse beleids- en werkvelden bij elkaar. Het beleidshuis vormt de basis voor de samenhangende POW’s en daarmee een belangrijke stap in de beleidscyclus (van sectoraal naar integraal). Op deze wijze wordt een integrale beleidsbenadering en -werkwijze geborgd.
In de onderstaande afbeelding is de opbouw van het beleidshuis gevisualiseerd.
Er worden vijf programmapijlers onderscheiden, waarvan er twee gebiedsgericht en drie een meer opgavegerichte benadering hebben. Het beleidshuis en daarmee de programma’s worden de komende jaren geleidelijk ingericht/gevuld en aangevuld. Daarnaast actualiseren we de Nota Grondbeleid (2023). De POW’s maken de inhoud van deze omgevingsvisie concreet voor diverse gebieden in of beleidssectoren van de gemeente. Bij het opstellen van het omgevingsplan wordt bepaald welke visie- en programmaonderdelen hierin worden geborgd.
Samengevat leidt dit tot het volgende:
Kostenverhaal en financiële bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen
Bij het uitvoeren van projecten van initiatiefnemers maakt de gemeente kosten voor openbare voorzieningen bij de ontwikkelingen van een gebied. Deze kosten betaalt de initiatiefnemer. Hiervoor leggen we in principe afspraken vast in een (anterieure) overeenkomst met deze initiatiefnemer. Lukt dit niet, dan kunnen we (nu nog) met een exploitatieplan de kosten alsnog (achteraf) verhalen. Een exploitatieplan voorziet in een publiekrechtelijke borging van het kostenverhaal. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de term grondexploitatie en daarmee ook het exploitatieplan. De Omgevingswet spreekt over ‘kostenverhaal’. Dit kostenverhaal vindt zijn basis in het publiekrecht. Het publiekrechtelijke kostenverhaal wordt/is geïntegreerd in het omgevingsplan, het projectbesluit of de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De term grondexploitatiekosten wordt/is vervangen door kosten die gemaakt zijn voor werken, werkzaamheden en maatregelen.
Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen: wetscontext
Bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen hebben betrekking op maatschappelijk belangrijke functies, zoals natuur, recreatie, landschap, een evenwichtige woningvoorraad en infrastructuur. De Wet ruimtelijke ordening biedt met artikel 6.24 de mogelijkheid om daarvoor anterieur een financiële bijdrage te vragen van initiatiefnemers als deze ontwikkelingen in een structuurvisie zijn opgenomen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet treden artikelen 13.13 en 13.22 in de plaats van artikel 6.24 Wro. De aangewezen ontwikkelingen waarover een overeenkomst kan worden gesloten staan in artikel 8.20 van het Omgevingsbesluit (Ob).
Naast deze minnelijke variant (artikel 13.22 Ow) krijgen de financiële bijdragen in de Omgevingswet ook een publiekrechtelijk afdwingbare variant (artikelen 13.23 en 13.24 Ow).
De gevraagde financiële bijdrage kan worden ingezet voor de realisatie van maatschappelijke functies. De gemeente kan dit dus opnemen in een overeenkomst met de betreffende initiatiefnemer. Er dient wel sprake te zijn van een ruimtelijke en functionele samenhang tussen de betalende ontwikkeling en de ontvangende ontwikkeling.
Omdat de omgevingsvisie wordt vastgesteld onder de Wro is het overgangsrecht zoals opgenomen in de Invoeringswet Omgevingswet ten aanzien van het kostenverhaal en financiële bijdragen van toepassing. Deze regeling heeft een eerbiedigende werking.
Minnelijke variant
In navolging van de Structuurvisie Land van Heusden en Altena worden aan ontwikkelingen in het buitengebied anterieur een bijdrage aan het Fonds “Landschapsinvestering Structuurverbetering Buitengebied Land van Heusden en Altena” worden gevraagd. Deze bijdrage dient om de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied, die van betekenis zijn voor de betreffende functie, ook op termijn op peil te kunnen houden. Omdat het investeringen zijn die niet noodzakelijk zijn om de betreffende functie op een ruimtelijk goede manier tot ontwikkeling te laten komen, vallen ze niet onder de verplicht te verhalen kosten. Dit is ook van belang voor de toekomstwaarde van de ruimtelijke ontwikkeling. De ruimtelijke ontwikkelingen die deels ten laste kunnen worden gebracht van het Fonds “Structuurverbetering Buitengebied Land van Heusden en Altena” hebben betrekking op:
In een omgevingsvisie of programma moet een nadere onderbouwing worden gegeven over de wijze waarop met de financiële bijdragen wordt omgegaan. Wij kiezen er voor om dit te doen in de op te stellen POW’s. Hiermee kunnen we namelijk concreter invulling geven aan de financiële bijdragen.
Voorkeursrecht
Voor het geven van een voorkeursrechtbeschikking moet er een grondslag zijn. De grondslag voor de vestiging van een voorkeursrecht kunnen zijn:
Het besluit dat de grondslag is moet voldoende concreet inzicht geven in de voorziene functiewijziging.
Daar met de vaststelling van deze omgevingsvisie onvoldoende concreet inzicht kan worden gegeven in de beoogde ontwikkelingen/projecten c.q. nieuwe functie, kiezen we er voor om bij het vestigen van een voorkeursrecht, dit te doen in een programma of omgevingsplan.